Zelfs de mul voelt zich hier nu thuis
6 min readAl vijftig jaar varen visonderzoekers in het najaar met een schip langs de hele Nederlandse kust om het leven op de zeebodem te bemonsteren. Warmer wordend water zorgt voor veranderingen. ‘Jonge platvis is tegenwoordig na een jaar weer verdwenen uit ondiepe kustwateren.’ (door Koen Moons16 november 2019)
Er is storm op komst, maar het kan nog net”, zegt zeebioloog Loes Bolle terwijl het kleine onderzoeksschip met de naam Isis hevig deinend de haven van Scheveningen verlaat en de Noordzee optrekt. De onderzoekers van Wageningen Marine Research en bemanning waren de hele week al onafgebroken op zee, maar meerden een dag eerder aan. Voor de laatste paar ‘trekken’ wordt nog een keer uitgevaren. Vanaf eind van de zomer tot begin van de winter wordt zo, samen met Belgische en Duitse collega’s, de hele kustzone van België tot het Deense Esbjerg gemonitord.
Sinds 1969
Het is dit jaar de vijftigste keer dat de Nederlandse onderzoekers in deze Demersal Fish Survey het leven van de ondiepe wateren in de Waddenzee, langs de kust en in de Delta bemonsteren. In 1969 is het project gestart om aan te tonen hoe rijk aan soorten de Waddenzee was en waarom het dus een slecht idee was een dam naar Ameland aan te leggen en de Waddenzee in te polderen.
Een jaar later kwamen daar ook de Noordzeekust en de Zeeuwse delta bij. “Vanaf 1974 werd het een internationale aangelegenheid. Vanaf dat moment was deze survey vooral gericht op het onderzoeken van de aanwas van schol, tong en garnaal, dus commerciële soorten”, aldus Bolle. De gegevens over hoeveelheden jonge platvis bepalen samen met andere cijfers de vangstadviezen van de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee. Op basis daarvan bepalen de Europese visserijministers uiteindelijk de totale hoeveelheid vis die vissers komend jaar uit zee mogen halen.”
Wekkerketting
Het is tijd om in actie te komen en het schommelende dek op te gaan. De netten aan beide zijden van het schip worden geprepareerd en uitgezet. “Het is gewoon een sleepnet waar garnalenvissers ook mee vissen”, zegt Bolle. “Met onderaan een wekkerketting die het leven op de bodem opschrikt, waardoor de vissen en andere beestjes in het net komen. Bovenin hebben we een CTD bevestigd. Die meet de diepte, temperatuur en zoutgehalte.” Na een kwartier vissen worden de netten opgehaald en boven het dek geopend.
Een bulk zeeleven klatert in de verzamelbak naar beneden. Van alles zit door elkaar: schelpen, garnalen, vissen, krabben, zeesterren. De vissen worden als eerste uit de massa gehaald en apart verzameld in manden of bekertjes. Veel grote zilverige vissen, “dat is wijting”, aldus Bolle. Een monsterlijk beestje komt tevoorschijn onder een stapel garnalen. “Een zeedonderpad”, zegt Bolle terwijl ze in sneltreinvaart de dieren sorteert; een botervisje, grondels, grote zeenaald, gewone zwemkrab, breedpootkrab. Ook aardig wat platvisjes, de belangrijkste aandachtsgroep van dit monitoringstraject.
Nulgroep
“Het meeste wat hier zit is schar, een soort die we in de Waddenzee bijna niet meer vangen. Kijk, deze kleine schol is waarschijnlijk uit de nulgroep, de nieuwe lichting van dit jaar. Straks gaan we alles opmeten, waarna het meeste weer in zee gaat. Per lengteklasse snijden we er vijf open en daarvan halen we de otolieten eruit, de gehoorbeentjes. Daaraan kun je de leeftijd zien. Dat kunnen we dan koppelen aan de gegevens over de lengte van de vis. Want de lengte per leeftijdsklasse kan per jaar verschillen. Door van enkele vissen beide te bepalen, krijgen we een zogenoemde lengte-leeftijd-sleutel, waarmee we de leeftijd van de andere gevangen vissen kunnen schatten.”
Uit de lange reeks gegevens die dit onderzoek in vijftig jaar heeft verzameld, is bekend dat bepaalde jaargroepen van de platvissen niet meer te vinden zijn in Waddenzee. “Schol van plus twee heb ik in mijn tijd al niet meer gevangen in de Waddenzee”, zegt Bolle, duidend op vissen van twee jaar en ouder. “Daarna zagen we dat ook de eenjarigen wegtrokken. Vermoedelijk door de opwarming van het zeewater. En in de surveys van vorig jaar en dit jaar zien we dat zelfs die nulgroep, de visjes van dit jaar, al verder naar buiten zitten dan we gewend zijn.”
Mediterrane soort
En dat is niet de enige soort die reageert op de opwarming. Het trekt ook nieuwe soorten. “Ik heb nog geen cijfers, maar uit de trekken die ik zelf heb gedaan heb ik het idee dat we meer ansjovis vangen dan ooit tevoren”, zegt Bolle. “En mul, een mediterrane soort die we enkele jaren geleden voor het eerst vingen. Nu wordt er zelfs op gevist. En hij is lekker trouwens.”
Terwijl Bolle binnen in het kleine provisorische lab plaatsneemt achter de computer, pakt haar collega buiten een meetlat en koptelefoon met microfoon. Per soort worden de individuen gemeten en de lengtes doorgegeven aan Bolle, die ze invoert in het systeem. Na meting wordt het grootste deel weer overboord gezet. Een deel zal zich weer levend en gezond op de bodem kunnen vestigen, maar een deel valt al direct ten prooi aan de grote groep meevliegende meeuwen, aalscholvers die zich als een staart achter de vissersboot heeft verzameld.
Epibenthos
De tweede trek van de dag wordt aan boord gehaald, deze geeft een heel ander beeld. Minder vis, veel meer zogenoemde epibenthos, ongewervelden die op of net onder de bodem leven. Vele honderden slangsterren liggen op een hoop. “We vangen heel erg veel slangsterren momenteel”, zegt Bolle. “De hypothese is dat als er geen strenge winter is geweest, er de zomer erna veel slangsterren zijn. En inderdaad, we zien er nu veel meer dan pakweg vijf jaar geleden.”
Door soortgroepen die niet direct met visserij te maken hebben ook te bemonsteren, krijgen de onderzoekers een veel completer beeld van het ecosysteem. “Doordat we ook al lang zo monitoren, hebben we een unieke tijdreeks aan gegevens. Die wordt dan ook ingezet om tal van andere vragen te beantwoorden”, zegt Bolle. Toch beantwoordt het eens per jaar bepalen van de vispopulatie op de zeebodem niet alle vragen, ook niet als het om gevolgen van klimaatverandering gaat. “Je ziet wel bepaalde trends en aan de hand daarvan kun je hypotheses opstellen, maar om het zeker te weten zul je toch gerichter onderzoek moeten doen.”
Deining over duurzame Visquota begint weer
De visserijministers van de EU-lidstaten onderhandelen in december weer over de vangstquota voor komend jaar. Uitgangspunt zijn de wetenschappelijke vangstadviezen van de International Council for the Exploration of the Sea (Ices), waarvoor onder andere de uitkomsten van de Demersal Fish Survey (DFS) worden gebruikt.
Niels Hintzen, senior onderzoeker visserijadvisering bij Wageningen Marine Research, is betrokken bij dit proces. “Het bepalen van de visstand doen we aan de hand van vangsten van de beroepsvisserij, die we analyseren op lengte, leeftijd, gewicht. Ook maken we gebruik van verschillende surveys, zoals de DFS, waarin we volgens een vast patroon de Noordzee bemonsteren. Al die gegevens samen verwerken we in een statistisch model dat een schatting geeft van de grootte van de populatie die op dat moment in de zee leeft.”
Dan wordt bepaald welk deel bevist kan worden om een optimaal duurzame vangst te behalen. Met andere woorden: een optimaal resultaat voor de vissers zonder dat het de populatie schaadt.
Recente gegevens en verwachtingen van de aanwas leiden tot vangstadviezen.
Deze adviezen van visbiologen worden niet een-op-een overgenomen. “De visserijraad betrekt ook adviezen erbij van de North Sea Advisory Council (NSAC), waarvan naast visserij-organisaties bijvoorbeeld het Wereld Natuur Fonds lid is”, zegt Hintzen. “Deze weegt ook sociaal-economische aspecten mee. Stel dat een populatie per jaar heel sterk fluctueert en je zou het quotum alleen op biologische gegevens baseren. Dan zou een deel van de vissersvloot in zwaar weer komen terwijl dat een jaar later een ander verhaal kan zijn.” (bron)