Gezeul met zeebodemzand
4 min readWaren het eerst de boomkorkotters, waarvan er nu nog maar 38 van over zijn, die jarenlang uitgekotst werden door ngo’s vanwege ‘bodemberoering’, inmiddels zijn de ongeveer 165 garnalenkotters aan de beurt.
Door Willem den Heijer
Hun ultralichte vistuigen zouden schadelijk zijn voor de bodem. Rijkswaterstaat heeft intussen het gezeul met zand van de zeebodem tot kunst verheven. De complete kustlijn is van noord tot zuid versterkt met enorme hoeveelheden Noordzeezand afgelopen decennium – en er wordt nog altijd ‘onderhoudswerk’ verricht.
Een kritisch woord hierover in de mainstream media is als zoeken naar een speld in een hooiberg. Hoewel een BBC-artikel, o.b.v. een VN-statement, een artikel in De Volkskrant naast een vertaling op deze pagina, afgelopen week een kleine rimpeling in de vijver veroorzaakten.
Het minachten van de visserij hebben de ngo’s tot kunst verheven. De visserij is continu in het vizier van deze op giften van donateurs, grote gevers en overheidssubsidies gerichte organisaties die pretenderen oog te hebben voor het milieu. Geen andere maritieme sector krijgt zoveel gal over zich heen gespuwd als de visserij. Over een paar jaar hebben ze bereikt wat ze wilden; een piepklein vlootje kotters met een handvol garnalenkottertjes die gecontroleerd worden door een heel leger aan ambtenaren. Een leger dat per jaar waarschijnlijk meer kost dan het totaalbedrag aan salaris van de vissers. Want dat het ambtenarenleger de laatste jaren gigantisch is toegenomen is algemeen bekend.
Intussen zwijgen al die zogeheten ‘natuur- en milieuclubs’ over de industrialisatie van de Noordzee met tienduizenden windmolens, en ze zwijgen over de gigantische hoeveelheden Noordzeezand waarmee via zandwinning en zandsuppletie onze kust al een decennium wordt ‘versterkt’. Beide ontwikkelingen doen het zeeleven geen goed, daar kan geen vissersvloot tegenop.
Terug naar Rijkswaterstaat. Het op diepte houden van de havens en de geulen voor de Nederlandse kust is belangrijk om de megagrote containerschepen en tankers toegang te geven tot de zeehavens. Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor het beheer en de ontwikkeling van Rijkswateren en de bescherming tegen het water. Die bescherming is niet onbelangrijk, laat daar geen misverstand over bestaan, maar het opspuiten van onze stranden met zand van elders veroorzaakt een enorme verstoring van alles wat zich op de zeebodem bevindt. Schelpen, schaaldieren en talloze vissoorten zijn de klos. Maakte Greenpeace een paar jaar geleden gewag over het verplaatsen van grote keien door boomkorkotters, medewerkers hadden bovendien gezien dat veel keien de tuinen van Texelse vissers opsierden, voor diezelfde organisatie is het verplaatsen van zand, verricht door enorme zuigkorren, totaal geen probleem. En het dumpen van keien op visgronden door hun eigen activisten is inmiddels ook toegevoegd aan het wapenarsenaal.
Het strand van Scheveningen is in september aan de beurt om opgehoogd te worden. In de lokale krant staat; om ervoor te zorgen dat de burgers in Den Haag droge voeten houden! Je reinste kolder natuurlijk, want al zou vijftig jaar of zelfs honderd jaar lang het strand niet worden opgespoten, houden ze nog steeds droge voeten in de regeringsstad. Nee, belangrijkste argument is om het strand lekker groot te houden zodat strandtenten het hele jaar kunnen blijven staan en er veel mensen op het strand kunnen bivakkeren. Overigens is het strand de laatste jaren vele malen groter dan wat het ooit was. De zee is zeker met zo’n vijftig meter teruggedrongen. Voorheen waren de oude havenhoofden omringd met zeewater, nu met zand.
Dat het opspuiten de natuur verandert, staat als een paal boven water, nog afgezien dat het sediment met een compleet andere korrel de zaak ook geen goed doet. Voor begonnen werd met het opspuiten van het strand (halverwege jaren zeventig), hadden we muien en zwinnen bij laag water. Die waren duidelijk zichtbaar en vormden een veilige plek voor kleuters om in te spelen. Bovendien zaten ze vol met garnaaltjes, baarsjes, zwemkrabben en zeesterren. Na het frequent opspuiten van het strand is al dat leven verdwenen. Net als bij de golfbrekers. Daar is geen levend wezen meer te bekennen. Het gezeul met vreemd zand van elders doet het bodemleven geen goed. De afgelopen maanden verschenen weer de eerste contouren van muien en zwinnetjes. Die zijn straks dus verdwenen.
Onze kust kenmerkt zich door een enorme dynamiek, maar die dynamiek wordt vernietigd door het om de zoveel jaar opspuiten van het strand. Als de klus geklaard is, hebben we een gladgestreken vloedlijn en strand zonder muien. Over natuurlijke oevers gesproken, toch het paradepaardje van menig natuurorganisatie de afgelopen jaren. Nu, aan zee worden de natuurlijke oevers eens in de zoveel tijd juist volledig weggevaagd.
In het kader van het voorkomen dat we lopen te soppen in onze sokken mag er veel gesleuteld worden aan de kust. Ook al gaat dat ten koste van de natuur.
Dat ‘droge-voeten-syndroom’ kan genegeerd worden, want ‘wetenschappers’ voorspellen een toename aan weersextremiteiten waarbij hoosbuien geen uitzondering zijn. Dan red je het met een paraplu ook niet en loop je alsnog te soppen in je sokken. Voor de aandachtige bezoeker van deze EMK-pagina; extremiteiten in het weer zijn inherent aan de ligging van Nederland.
Ons land ligt aan een relatief ondiepe randzee van de Atlantische Oceaan. In het boek van Jan Buisman (‘1000 jaar weer, wind en water in de Lage landen’) staan tientallen meldingen van weggeslagen delen van dorpen als Ter Heijde, Scheveningen en Katwijk.