Visserij.nl

Nieuws over de beroepsvisserij

Er wordt veel onzin verkondigd over de visstand

8 min read

Visserijbioloog Boddeke, in ruste, schuwt net als tijdens zijn carrière, tegendraadse opvattingen niet

Eigenwijs, tegendraads en spraakmakend. Dolf Boddeke (74) schuwde tijdens zijn 36 jaar lange carrière als visserijbioloog bij het RIVO (Rijksinstituut voor Visserijkundig Onderzoek; het tegenwoordige Imares) niet om een eigen en afwijkend geluid te laten horen. Ook in zijn onlangs verschenen boek ‘De wereld is een wonder’ zet hij in het verslag van een reis door zijn leven en passant nog even wat zaken recht. “Iedereen is zo ongelofelijk slecht geïnformeerd.”

De vis raakt op, vooral door overbevissing’, citeert Boddeke met stemverheffing en de nodige gespeelde dramatiek de eerste zin van een artikel in het wetenschapskatern van De Volkskrant d.d. 13 september 2008. ‘De cijfers spreken boekdelen. De wereldwijde visvangst, in 2007 ca. 91 miljoen ton, loopt jaarlijks met zo’n 400 duizend ton terug’.

Met misprijzende blik legt hij de krant weg op het bureau in zijn studeerkamer. “De totale wereldzeevisvangst verdubbelde van 1950 tot 1990 en is daarna nauwelijks meer veranderd. Over de visserij en de visstand in de wereldzeeën wordt zoveel geraaskald, dat is werkelijk waar ongelofelijk.”

Waar dat in het bovengenoemde geval aan ligt, meent Boddeke wel te kunnen verklaren. “De mening van Daniel Pauly vormt de basis van het artikel. Deze collega-visserijbioloog gaf op een congres een keer een presentatie met de titel: Vis in de knoop. In plaats van duidelijk en helder mogelijke oorzaken te benoemen, presenteerde hij daar een grafiek met daarin een groot vraagteken.” Niet bepaald wetenschappelijk verantwoord, oordeelt Boddeke.

Net zoals de ‘goocheltrucs’ die Pauly volgens hem uithaalt om aan te tonen dat de vangsten achteruitgaan. “Kennelijk hunkert hij naar applaus en is hij daarom overgelopen naar de milieubeweging – die hem dan ook allemaal uitgebreid citeren.”

Kretologie

Termen als het ´plunderen van de wereldzee´, ´leegvissen van de oceanen door piratenvloten´ en ´uitsterven van vissoorten´ bestempelt Boddeke echter als waanzin en kretologie voor de media. “De ‘wereldzee’ is gemiddeld vier kilometer diep en zeevisserij een activiteit die zich afspeelt aan het oppervlak en in de kustzones – een randgebeuren dus.

De visserij houdt ook wel op bij een diepte van zo’n 200 meter. Veel dieper vissen is iets voor kostbare wetenschappelijke expedities.” Van de 23.000 vissoorten op aarde ziet het leeuwendeel volgens de visserijbioloog in ruste nooit een net. “De wereldvisaanvoer berust grotendeels op honderd soorten, die op twee soorten na (de lodde en de Peruaanse ansjovis) een verrassend constant beeld laten zien. De totale jaarlijkse opbrengst is dan ook al heel lang stabiel.” De fluctuaties die hierin optredenzijn vooral toe te schrijven aan de invloeden van milieuomstandigheden.

Boddeke: “Zo kent de Peruaanse ansjovis, die tien procent van de wereldvisaanvoer vertegenwoordigt, normaal gesproken een aanvoer van twaalf miljoen ton per jaar. Deze vis gedijt goed in het koude en voedselrijke water van de Humboldt stroom. Onder invloed van El Niño stopt de opwelling van dit koude, voedselrijke water en wordt warm en voedselarm water aangevoerd. De vangst van ansjovis daalt dan sterk, soms tot twee miljoen ton per jaar. Een gigantisch verschil, maar daarna herstelt de populatie zich wel weer in sneltreinvaart.” Daarbij zijn commercieel belangrijke vissoorten wereldwijd vertegenwoordigd in verschillende populaties. “Waar het bijvoorbeeld met de ene slecht gaat, vergaat het een andere populatie juist goed. Dat zorgt ervoor dat de verschillen worden gedempt.”

Brusselse kermis

De onwetendheid over de visserij en visstand betreft niet alleen de doorsnee burger die hierover wel eens wat uit de media verneemt. Ook in de hoogste kringen van Europese beleidsmakers in Brussel zijn de direct betrokkenen vaak slecht geïnformeerd, zo betoogt Boddeke. “Ik heb er dertien jaar tussen gezeten en een hoofdstuk in mijn boek de titel ‘Brusselse kermis’ gegeven. Een van de problemen is dat de mensen die de beslissingen nemen steeds verder van de praktijk af komen te staan. Er wordt daar bijvoorbeeld op hoog niveau gediscussieerd over een verbod op vissen in de diepzee. Dit terwijl er zoals eerder al gezegd niet verder dan 200 meter diep wordt gevist. Men verwart dan diepwatervisserij met diepzeevisserij.”

Dat beleidsmakers moeten vertrouwen op de dossiers en mensen om zich heen, draagt volgens Boddeke evenmin bij aan een goed begrip van waar het nu eigenlijk precies over gaat. “Die vaak vuistdikke studies en rapporten zeggen me niet zoveel. Ze worden geschreven, maar door vrijwel niemand gelezen – of hooguit de samenvatting. Daar worden vervolgens, uit overwegingen die divers van aard kunnen zijn, dingen in gezet die niet door de inhoud van het rapport worden gedekt. Dat gebeurt constant.”

Voor een visserijdeskundige als Boddeke zou het dus een f luitje van een cent moeten zijn om de onjuistheden in en het ongelijk van zulke rapporten aan te tonen. “Als ik weer eens zin heb, dan schrijf ik daar een artikeltje over. Maar ik maak er zeker geen persoonlijke kruistocht van. Dan ga ik in de tijd die ik daar kwijt aan zou zijn veel liever vissen, tennissen en vogels kijken.”

Groene leugen

Van de milieubeweging heeft Boddeke evenmin een hoge pet op. “De boodschap die zij uitdragen is vaak puur gelogen. Dat laat ik in mijn boek zien op basis van cijfers, onderzoek en doodgewone logica.” De discussie met ‘de Groenen’ laat hij evenwel aan zich voorbij gaan. “Met mensen die zo overtuigd zijn van hun eigen gelijk ga ik niet in debat – net zoals ik met Jehova’s getuigen geen discussie aanga.” Dat de milieubeweging het nochtans goed doet, verbaast hem niks. “Ze spelen goed in op de media en zijn daarmee wel een grote factor van belang geworden. Iedereen is doodsbang voor ze.”

De welhaast continue stroom alarmberichten uit de groene hoek heeft volgens Boddeke een hele simpele reden. “Het principe van de marktkoopman wordt gehanteerd: wie niet roept, die beurt niet. Zulke enorme organisaties moeten natuurlijk wel actie blijven voeren om hun aandeel in de milieumarkt, zoals dat zo mooi heet, niet kwijt te raken.”

Tegen dit soort berichtgeving is echter niets te beginnen. “Als je zegt dat er niks aan de hand is, dan is dat geen nieuws en dus ook niet interessant. Het is wetenschappers ook niet eigen om hun boodschap sexy te verpakken, want daarmee kom je in politiek vaarwater. Bovendien moet je in wetenschappelijk onderzoek niet streven naar applaus, maar naar een goed product.”

Visserijonderzoek

Tot zijn afgrijzen hebben ‘modekreten’ als duurzaamheid, overbevissing en opwarming van de Noordzee inmiddels ook hun intrede gedaan in de wereld van het visserijonderzoek.

“Na de privatiseringsgolf moeten de wetenschappelijke instituten hun eigen broek ophouden en wordt er alleen nog onderzoek gedaan dat de geldschieters interesseert. Vlak voor mijn vertrek bij het RIVO werd er zelfs de cursus ‘omgaan met de opdrachtgever’ gegeven. In de tijd dat ik onderzoek deed had ik geen opdrachtgever. Ik sprak met vissers en betrokken ambtenaren en die waren het vaak niet met me eens, maar gaven me wel een heldenafscheid toen ik met de VUT ging.”

Boddeke zegt de hierboven geschetste trend wel te begrijpen, maar juicht deze niet toe. “Zo is er minder geld beschikbaar voor goed en fundamenteel onderzoek.”

Als voorbeeld noemt hij de beschikbaarheid van onderzoeksschepen. “De rederij van het ministerie, met vier schepen die het hele jaar door ons werden volgeboekt voor onderzoek, heeft plaats gemaakt voor een schepenpoule. Een vaardag van het onderzoekschip Tridens kost nu  15.400.Euro Een onderzoeksaanvraag inclusief vier weken Tridens maakt dat een project al gauw een half miljoen euro kost.

Onderzoekers gaan uit kostenoverwegingen dus liever achter hun computer zitten om een rapport te maken. Het gevolg is dat de Tridens het grootste deel van het jaar in de haven ligt. Terwijl je bij onderzoek op zee voortdurend nieuwe kennis opdoet en geregeld wordt verrast.”

Zoals die keer op de Doggersbank toen er nog geen aas in de vorm van haring voorradig was. “Ik had natuurlijk een hengel meegenomen en ging wat met een lepeltje staan werpen. Knalt er bij iedere worp direct een rode poon op mijn lepel, terwijl iedereen altijd dacht dat dit een typische bodemvis was. Daar kom je tijdens het goochelen met cijfers op je pc niet achter.”

Voeling met de praktijk

“Tijdens mijn drukke werkzaamheden als hoofd van het biologisch onderzoek van het RIVO ben ik altijd blijven varen en vissen. Door zowel met beroeps- als sportvissers te praten hoor je altijd weer interessante dingen en houd je voeling met de praktijk.” Ook nu gaat Boddeke, een verwoed sportvisser, nog altijd één keer per week vissen op de pier van IJmuiden – ‘ze zouden trouwens wel eens een oplossing moeten vinden voor het staand want dat door beroepsvissers vlak voor de pier wordt neergezet’.

Dit jaar heeft hij redelijk goed gevangen, laat hij desgevraagd weten. En hij leert nog iedere dag bij op de pier. “Het is een groot probleem dat visserijbiologen doorgaans zelf geen (sport)vissers zijn. Helaas kan je het niet als opleidingseis verplicht stellen, maar het zou wel een enorm verschil maken. Je spreekt de taal van vissers en voelt veel beter aan hoe ze denken. Vissers zien veel, maar weten de betekenis daarvan niet altijd op waarde te schatten. Door gerichte vragen te stellen kom je een hoop te weten.”

Bijvoorbeeld hoe bepaalde beleidsmaatregelen inwerken op het zoute ecosysteem. Zo is Boddeke niet verbaasd over de terugloop van de kabeljauw in de Noordzee. “Deze vis heeft geprofiteerd van de toegenomen eutrofiëring vanaf de jaren vijftig en werd rond 1985 voor de Nederlandse visserij

qua opbrengst de belangrijkste vissoort. Nu de instroom van fosfaten de afgelopen twintig jaar sterk is afgenomen, en daarmee de voedselrijkdom in de kustzone, is de kabeljauw weer terug bij af.” De visbestanden in de Noordzee zullen vanwege dezelfde oorzaak in de komende jaren nog verder veranderen. “We gaan weer terug naar de situatie van voor de jaren zestig waarin haring, tong en garnalen in de Nederlandse visserij de boventoon voerden en de rest geen donder voorstelde. De visserij op de Noordzee gaat diezelfde kant op, wat een enorme inkrimping van de Nederlandse visserijvloot betekent.”

Volgens Boddeke is dit een natuurlijk en logisch proces dat al jaren aan de gang is. “De visserij bepaalt niet de visstand, maar is hier een afgeleide van.”

Mensen informeren

De gedurende zijn lange carrière opgedane kennis en ervaring deelt Boddeke graag met anderen – en niet alleen collega- wetenschappers. Zo schreef hij in 1971 het boek ‘Vissen en Vissen’ om sportvissers een betere basis te geven bij de uitoefening van hun hobby – het werd een enorm succes en opgepikt door diverse media als NRC Handelsblad, Vrij Nederland en Libelle. “Met dat boek wilde ik de mensen iets leuks en leerzaams meegeven.

Mijn nieuwe boek ‘De wereld is een wonder’ heeft dezelfde basis gekregen: ingewikkelde zaken op een simpele manier helder uitleggen – zonder daarbij in de val te trappen om je publiek te laag aan te slaan. Jij moet het begrijpelijk vertellen, de lezer is koning. Die moet er aardigheid aan beleven, om kunnen lachen en denken: ‘Hé, dit wist ik nog niet. Dat is leuk’.”

Voor zijn nieuwe boek heeft Boddeke inspiratie geput uit zijn eigen levensgeschiedenis die sterk verweven is met het onderzoek naar een verantwoordelijke visserij door middel van selectieve netten en diervriendelijke sorteerapparatuur en duurzame kweek van garnalen op basis van de natuurlijke productie.

“Maar ik stel mezelf niet centraal. Het is een verslag van een reis door mijn leven en de fantastische mensen die ik daarop allemaal ben tegengekomen: vissers, hoogleraren, collega-biologen, koks, garnalenkwekers; stuk voor stuk leuke en interessante mensen. Zij en ik hebben gemeen dat we ieder op onze eigen manier de wereld een beetje mooier of beter hebben proberen te maken. In mijn geval niet door op je studeerkamertje te blijven grutten, maar door de wereld in te trekken. Ik heb mijn best gedaan en kan gerust zeggen dat het hier en daar aardig is gelukt.”

Bron: Visionair nr. 10 – december 2008

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *