Oostzeevissers in onrustig vaarwater
3 min readNa urenlange besprekingen in Luxemburg hebben de Europese ministers van Visserij een akkoord bereikt over de vangstbeperkingen voor 2022 voor de tien belangrijkste commerciële visbestanden in de Oostzee.
Ondanks de enorme quotaverlagingen van de afgelopen jaren voor de belangrijkste soorten zoals kabeljauw en haring in bepaalde gebieden, heeft de slechte milieutoestand van de Oostzee, en niet de overbevissing, gevolgen voor de duurzaamheid van deze bestanden. Niettemin hebben de ministers besloten de vangstmogelijkheden voor westelijke en centrale haring en voor westelijke kabeljauw verder te beperken. Positief is dat de Raad heeft besloten de vangstmogelijkheden voor schol, sprot, haring uit de Botnische golf en zalm uit de Finse Golf te verhogen. Ondanks deze verhogingen is de realiteit dat 2022 nog steeds een uiterst moeilijk jaar zal zijn voor de Oostzeevissers.
De Raad van Ministers is overeengekomen de totaal toegestane vangsten (TAC’s) voor haring in het westelijke deel van de Oostzee met de helft te verminderen en haring mag nu alleen nog als bijvangst worden gevangen. In het centrale deel van de Oostzee is de TAC met 45% verlaagd. Gezien het gebrek aan vooruitgang van kabeljauwbestanden heeft de Raad een TAC gehandhaafd die alleen geldt voor bijvangsten, waarbij het quotum voor westelijke kabeljauw met 88% is verlaagd. De vangstbeperkingen voor zalm zijn met 32% verlaagd, hoewel de TAC voor de zalmbestanden in de Finse Golf licht is verhoogd.
Ondanks het feit dat in het wetenschappelijk advies een verhoging van de quota voor schol en sprot wordt aanbevolen, heeft de Europese Commissie voorgesteld de TAC ongewijzigd te handhaven. De ministers zijn van deze aanpak afgeweken en hebben besloten de quota met respectievelijk 25% en 13% te verhogen.
Peter Breckling van het Deutscher Fischerei Verband (DFV), zei: “Wij zijn verheugd over dit besluit van de Raad, dat een evenwicht tot stand brengt tussen de sociaal-economische behoeften van onze vissers en de duurzaamheid van deze visbestanden op lange termijn. Er zijn selectievere netten beschikbaar die het effect op andere soorten, zoals kabeljauw of haring, zeker kunnen verminderen. Schol en sprot zijn nu van vitaal belang voor de overlevingskansen van onze visserijbedrijven”.
Europêche benadrukt dat door de aanzienlijke verlaging van de quota voor de belangrijkste doelsoorten westelijke kabeljauw en westelijke haring gedurende een aantal jaren, de visserijbedrijven en de plaatselijke verenigingen zich in een zeer kritieke situatie bevinden.
Breckling: “Zonder voldoende vis kan de infrastructuur van de commerciële visserij niet op een levensvatbaar economisch niveau blijven functioneren. In Duitsland hebben al twee coöperaties hun deuren gesloten. Het is waarschijnlijk dat andere zullen volgen en dat zich ernstige structurele veranderingen zullen voordoen. Ook dit moet op een verantwoordelijke manier worden beheerd”.
Europêche betreurt echter de onjuiste informatiecampagnes over de toestand van het kabeljauwbestand, waarin wordt beweerd dat deze soort in de Oostzee biologisch zou kunnen uitsterven. In werkelijkheid is een gerichte visserij niet mogelijk om de maximale duurzame opbrengst (Maximum Sustainable Yield – MSY) te bereiken, zoals in dit geval, om het visbestand op een gezond niveau te brengen. Europêche betoogt dat dit niets te maken heeft met biologisch uitsterven. Bovendien, voordat een zeevisbestand biologisch kan uitsterven, zouden de visserijbedrijven eerst failliet gaan.
Breckling concludeerde: “Na een aanzienlijke vermindering van de vloot in alle Baltische staten en een visserij die in overeenstemming is met het wetenschappelijk advies, is het echt vreemd om ‘overbevissing’ aan te wijzen als de belangrijkste drijfveer voor de huidige situatie. Momenteel ligt de natuurlijke kabeljauwsterfte 3 tot 4 keer hoger dan de visserijsterfte, wat betekent dat de achteruitgang van het kabeljauwbestand grotendeels te wijten is aan minder zuurstof in zee, de migratie van (vis) voedsel en de parasietenplagen die worden veroorzaakt door de ongecontroleerd groeiende zeehondenpopulaties. Dit verklaart ook waarom ondanks de sluiting van het kabeljauwbestand in de oostelijke Oostzee in 2019 het bestand tot nu toe niet is gegroeid. Er moeten dus andere redenen zijn voor de verminderde productiviteit van het ecosysteem die moeten worden aangepakt, maar de vissers betalen altijd de prijs”.